Korps Rijdende Artillerie

Korps Rijdende Artillerie

De Gele Rijders, Artillerie, 't Harde, Rijders, Rijdende Artillerie, Korps Rijdende Artillerie.

Geschiedenis Museum


De geschiedenis van het Museum Korps Rijdende Artillerie

In dit Museum wordt een beeldend verhaal ‘geschetst’ van de geschiedenis van het Korps Rijdende Artillerie. Dit Korps werd in 1793 opgericht als snel verplaatsbare artillerie-eenheid die in die tijden in staat zou moeten zijn om de cavalerie op de slagvelden te volgen en in de gevechten met kanonvuur te steunen. Het Korps is nu actief in wereldwijde vredesmissies waaraan Nederland deelneemt en is ook het oudste onderdeel van de Koninklijke Landmacht.

 
De start van de korpsverzameling

 


Tot laat in de 19e eeuw bewaarden de officieren van het Korps uit piëteit voorwerpen die hadden toebehoord aan hun overleden ‘kameraden’. Toen in 1879 een zekere De Fluiter voor 75 gulden een sabel uit de nalatenschap van de oud-rijder Gey van Pittius te koop aanbood, ontstond bij de officieren het idee een reguliere verzameling te gaan aanhouden (De Fluiter vertelt in zijn aanbiedingsbrief dat hij benoemd was tot voogd van de kinderen van Gey Van Pittius maar dat het hem aan geld ontbrak om die kinderen te onderhouden; daarom was hij er toe gekomen voorwerpen uit diens nalatenschap te verkopen). Zo werd begonnen met het verzamelen van voorwerpen die voor het Korps van historisch belang werden geacht. Verkrijging vond vooral plaats door schenkingen, legaten en aankopen. De bewuste sabel is helaas in de periode 1940-1945 (de collectie was vanaf de mobilisatie in 1939 tot het einde van de Tweede Wereldoorlog ondergebracht bij een opslagbedrijf) verloren gegaan. De schede behoort nog tot de collectie. De verloren gewaande sabel is in februari 2017 na ruim 70 jaar afwezigheid in verwaarloosde staat in het museum teruggekeerd en is hier te bewonderen.

Het hardnekkige verhaal bestaat dat een deel van de historische archiefstukken verloren zou zijn gegaan bij de zogenaamde ‘brand in de lange stallen’ (waarbij zeer veel paarden zijn omgekomen) in 1868 in de kazerne in Amersfoort, waar het Korps toen gelegerd was. Dat is echter onjuist: Van Es, die in de jaren rond 1900 de toen 100-jarige geschiedenis van het Korps beschreven heeft in het prachtige 10-delige boekwerk ‘Historisch Museum van het Korps Rijdende Artillerie’,(een kopie hiervan wordt geplaatst onder de tab “Geschiedenis “van Es”)) schreef dat hij bij dat werk werd geconfronteerd met het ontbreken van een belangrijk deel van het archief. Bij zijn speurtocht hiernaar bleek hem dat omstreeks 1880 bij een bezuinigingsronde het Korps in tweeën werd gesplitst. Een deel werd overgeplaatst naar het garnizoen Arnhem, het andere deel vertrok naar Utrecht om daar te worden ingedeeld bij 1 RVA (1e Regiment Vestingartillerie). De kisten met het archief zijn toen meegenomen naar Utrecht en daarna is er nooit meer iets van vernomen. Wij moeten aannemen dat daar het belang ervan niet meer werd ingezien en dat alles is weggegooid. In de voormalige Willemskazerne te Arnhem, van 1881 tot 1940 de thuisbasis van het Korps, was de Korpsverzameling te zien in wat daar ‘de wachtkamer officieren’ heette. De collectie werd beschouwd als het gezamenlijk eigendom van de officieren van het Korps. Het honderdjarig bestaan van de Rijdende Artillerie werd in 1893 groots gevierd. Daarbij kreeg het Korps een groot aantal geschenken aangeboden, zoals meubilair, boekwerken, schilderijen en zilverwerk. Samen met de al eerder verzamelde objecten en diverse bijzondere documenten vormen zij de basis voor de huidige collectie. In 1923 werd de collectie ondergebracht in een stichting.

 
 Mobilisatie & Tweede Wereldoorlog 

Tijdens de mobilisatie in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog werd de Willemskazerne in Arnhem ontruimd. De historische collectie van het Korps is toen in bewaring gegeven bij een Arnhems opslagbedrijf met een dependance in Tiel. Ondanks oorlogshandelingen en talrijke plunderingen werd na de oorlog in Tiel een groot deel teruggevonden.


Na de Tweede Wereldoorlog werd er in de nieuwe legerorganisatie aanvankelijk geen plaats meer ingeruimd voor het Korps Rijdende Artillerie (alle naoorlogse artillerie werd immers ‘rijdend’ en daarmee was de vroeger onderscheidende rol van het Korps achterhaald). Daarom besloot het stichtingsbestuur onder voorzitterschap van kolonel E.Ch. de Haan, de laatste korpscommandant, in 1948 de collectie in bruikleen te geven aan het Leger- en Wapenmuseum ‘Generaal Hoefer’, toen gevestigd in ‘Het Pesthuis’ in Leiden. Op 25 mei 1963 werd in dat gebouw de collectie van het Korps officieel geopend door Prins Bernhard.

 
 De naoorlogse periode

 In die naoorlogse decennia heeft vooral reservemajoor E.D. Haitsma Mulier (1905-1983), die in de meidagen van 1940 commandant was van een gemotoriseerde batterij van het Korps, op bezielende wijze bijgedragen aan de uitbreiding van de collectie en de vormgeving van de expositie, zowel in het Pesthuis in Leiden als daarna in de Oranjekazerne in Schaarsbergen.  

Op 16 januari 1963 werd de 11e Afdeling Veldartillerie, gelegerd in Schaarbergen (gemeente Arnhem), omgedoopt in 11 Afdeling Rijdende Artillerie en belast met het levend houden en voortzetten van de tradities van het voormalige Korps Rijdende Artillerie. Enkele jaren later werd daarom een klein deel van de museumcollectie vanuit Leiden overgebracht naar de ‘koffiekamer’ van deze nieuwe Rijders, die toen gelegerd waren in de Oranjekazerne in Schaarsbergen.In 1972 werd de gehele korpsverzameling ondergebracht in een speciaal daarvoor ingerichte ruimte in het toenmalige ‘Lesgebouw’ in de Oranjekazerne. Tijdens een bijzondere plechtigheid op 6 mei van dat jaar werd dit nieuwe eigen ‘museum’ geopend door de eerste korpscommandant van na de oorlog, Lkol b.d. J.H. Gunning.

  
 Verhuizingen

In 1991 verhuisde de collectie met het KRA naar de Saxen Weimarkazerne in Arnhem.

In die kazerne is voor het eerst sprake geweest van een echt eigen museumgebouw van het Korps Rijdende Artillerie. Dit nieuwe museum werd in 1993 bij de viering van het tweehonderdjarig bestaan van het Korps geopend door Prins Bernhard.Eind 20e eeuw volgde echter opnieuw een verhuizing, dit keer naar ‘t Harde.Weer moest er een nieuwe, volwaardige huisvesting gecreëerd worden voor de historische collectie van het Korps en op 9 juni 2005 werd het huidige museum officieel geopend door de heer J. Trijsburg, directeur van Gelders Erfgoed. 

  
Kolonel b.d. N.J.J. (Nico) Greter (1921-2009), korpscommandant van 1965 tot 1968, heeft zich in de jaren van de verhuizing uit de Oranjekazerne naar deSaxen Weimarkazerne in 1991 tot en met de opening van het
huidige museumgebouw in ‘t Harde in 2005, buitengewoon ingespannen om eenprofessionele expositie te realiseren van deze bijzondere collectie in een volwaardig museum.Het museum is sinds 2005 gevestigd in een historisch 19e-eeuws gebouw op de Legerplaats bij Oldebroek in ‘t Harde. Dit gebouw dateert van 1891 en was oorspronkelijk bedoeld te dienen als kerkgebouw voor de op de Legerplaats woonachtige werknemers en hun gezinnen. Om onbekende redenen heeft het als zodanig nimmer dienst gedaan, maar is het gebruikt als werkplaats en als opslagruimte. Dankzij de inspanningen van Defensie is dit gebouw getransformeerd tot een fraai museumgebouw en voldoet het aan alle moderne eisen betreffende beveiliging en klimaatbeheersing. Op 6 oktober 2006 werd het museum erkend als ‘Geregistreerd Museum’, een eervol predikaat dat wordt verleend door de Nederlandse Museum Vereniging aan musea die voldoen aan haar hoge eisen op het gebied van registratie en beheer van de museale voorwerpen, foto’s en documenten.  

Rijders die het historisch erfgoed een warm hart toedragen schenken nog steeds bijzondere bezittingen aan het museum. Zo wordt ervoor gezorgd dat deze waardevolle erfgoederen ook voor de toekomstige generaties behouden blijven.

  
 De korpsbeker  

In het museum zijn vele schilderijen, uniformen, wapens, documenten, etc. te zien. Binnen de collectie neemt de prachtig bewerkte zilveren Korpsbeker uit 1893 een vooraanstaande plaats in. Elke officier die toetreedt tot het Korps drinkt wijn uit deze beker, nadat hij/zij het voorafgaande Rijders-examen succesvol heeft afgelegd. Pas na voltooiingvan deze inwijdingsceremonie kan de officier toetreden tot zijn tweede familie, het Korps

Rijdende Artillerie. Ook Prins Bernhard heeft bij zijn toetreding tot het Korps in 1937 uit deze prachtige beker gedronken.

Na het einde van de Tweede Wereldoorlog bleek de Korpsbeker helaas spoorloos verdwenen te zijn. Gerichte zoekacties, opgestart na de heroprichting van het Korps in 1963, leverden niets op. Echter in 1989 ontdekte de antiquair Bochove, reserve luitenant-kolonel der Artillerie, de beker in een catalogus van het Londense veilinghuis Sotheby. Nadat het eigendomsrecht was aangetoond deed de Britse familie die de beker ter veiling had aangeboden, er vrijwillig en zonder verdere aanspraken afstand van. Op 26 januari 1990 keerde de Korpsbeker terug bij het Korps en werd voor het eerst weer gebruikt tijdens een diner van alle oud-korpscommandanten. Zij dronken toen allen symbolisch uit de Korpsbeker voor alle officieren die onder hun commando sinds 1963 tot het Korps waren toegetreden. Op 17 februari van dat jaar werd er voor het eerst sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog weer uit gedronken door officieren bij hun toetreding tot het Korps. Als de beker niet in gebruik is, bevindt deze zich in een vitrinekast in het museum zodat bezoekers hem kunnen bewonderen.

  
 Doelstellingen  

Er is voor gekozen in de collectie van het museum geen artilleriegeschut op te nemen: een grote en interessante verzameling van ook door het Korps Rijdende Artillerie gebruikte kanonnen en houwitsers is immers te bewonderen in en rond het Nederlands Artillerie Museum (www.nederlandsartilleriemuseum.nl), dat op dezelfde locatie is gevestigd.


De doelstellingen van het museum zijn de volgende:

Het in stand houden van de Korpscollectie en deze op een zo hoog mogelijk kwaliteitsniveau brengen. Daarbij behoort ook een complete documentatie volgens de daarvoor geldende regels.
Het bevorderen van het bezoek aan het museum. Naast het eigen personeel van het Korps, oud-Rijders (veteranen) en overige (oud-)militairen wordt ook getracht meer bezoekers uit de regio en andere belangstellenden naar het museum te krijgen met een vaste openingstijd van tenminste één dagdeel per week.
Het actief beheren van het museumgedeelte van de website van het KRA.
Actief bijdragen aan het KRA-deel van de website www.collectiegelderland.nl.
Het gericht verspreiden van museumfolders (o.a. altijd beschikbaar bij de VVV in Elburg).
Het toezenden van een “Nieuwsbrief” aan de donateurs in het begin van elk jaar, die vervolgens ook wordt gepubliceerd op de museumwebsite.
In een latere fase het intensiveren van het onderzoek naar de geschiedenis van de voorwerpen uit de collectie en daarnaast het vastleggen van de voortschrijdende geschiedenis van het Korps Rijdende Artillerie.
Het bevorderen van alle mogelijke activiteiten ter verhoging van de saamhorigheid, de onderlinge verbondenheid en de traditiebeleving van het Korps.
Bevorderen van de samenwerking met regionale musea, in het bijzonder het Nederlands Artillerie Museum, en het uitwisselen van kennis en ervaring.